2017.03.01 |

Op 15 maart hebben we onze democratische plicht weer gedaan. Een nieuwe samenstelling van de 150 zetels. Een parlement dat mogelijk vier jaar op het pluche zit. De komende vier jaar treedt de Omgevingswet in werking, moeten er een half miljoen woningen worden gebouwd, komen duizenden monumenten en agrarische gebouwen leeg te staan, krijgt de energietransitie definitief grip op het landschap, rukken zelfrijdende auto’s en autarkische woningen op, dringen robotisering en kunstmatige intelligentie door tot in huiskamers, slaan cybercriminelen steeds vaker hun slag, et cetera. Onze toekomst vraagt om wijze besluiten. Hiervoor is kennis nodig, niet van internet maar authentieke zelfgerijpte bètakennis. Helaas. Het gros van de politieke partijen heeft voornamelijk alfa’s op de lijst geplaatst: mannen en vrouwen met een achtergrond in communicatiewetenschappen, Europese studies, geschiedenis, en ga zo maar door. Circa vijf procent van de nieuwe Kamer bestaat uit bèta’s. Slechts enkelingen hebben enige achtergrond in de ruimtelijke en technologische thema’s van de nabije toekomst. We zullen het moeten doen met oeverloos geklets over thema’s waar de Kamer amper weet van heeft. Inherent neemt de kans op krakkemikkige wetgeving verder toe. De kiezer zal nog vaker denken dat ‘ze’ maar wat doen en kennelijk overal verstand van hebben. Over het dichten van de veelbesproken kloof tussen kiezer en gekozenen gesproken.
Wellicht maakt een gezonde verdeling tussen binnen politieke partijen gekweekte politici en frisse nieuwkomers van buitenaf nog wat goed. Wederom een tegenvaller. Liefst 95% bestaat uit eigen kweek en is in het darmkanaal van de partij naar boven komen drijven door geleverde diensten en trouw aan de leiders. Frisse dwarskijkers die nieuwe perspectieven kunnen inbrengen, het zijn de witte raven. Partijen stellen kennelijk geen lijst samen die representatief en maatschappelijk verantwoord is, maar een lijst die vooral een afspiegeling is van henzelf. Ons politieke systeem werkt als een negatieve centrifuge en doet kletsers klitten in het veilige midden en leiders stralen op partijbijeenkomsten met gelukzoekende jaknikkers. Het meest wrange van deze constatering is dat een dergelijke behoudende praatcultuur ook toekomstig talent weerhoudt om in te stappen. Politieke partijen zijn aan het stikken in door henzelf uitgezette fuiken.