2017.01.24 |

Op 15 maart is het dan zover. We kunnen één stem uitbrengen op één van de vele tientallen politieke partijen die zich hebben ingeschreven voor de verkiezingen. Precies een eeuw na invoering van het algemeen kiesrecht bestaat de kans op de grootste versnippering in het parlement. In dat geval zal, om zich te profileren, de aandacht vooral uitgaan naar minieme partijpolitieke verschillen in plaats van oplossingsgerichte regelgeving voor maatschappelijke opgaven. Ik doel op verduurzaming van ons belastingstelsel, klimaatadaptatie, grondstofcirculatie en energietransitie. Waar regeringspartij VVD op deze thema’s links is ingehaald door ondernemers en de PvdA rechts door particulieren, zetten onder meer de programma’s Democratic Challenge en NederLandBovenWater op complementaire wijze in op verbetering van het samenspel tussen initiatiefnemers en overheden. Hoe komen zij samen verder met de thema’s die ons allen raken of zullen raken?
In elk geval niet zoals met de huidige energietransitie. Waar in Duitsland liefst 98% van de bevolking de Energiewende nog steeds steunt, is het in Nederland nog vooral iets van overheden en (grote) ondernemingen. Niet verwonderlijk gezien de verdeling van SDE-subsidies oftewel vooral particuliere belastinggelden. Voor 2017 reserveerde het kabinet Rutte-II twaalf miljard voor bedrijven en buitenlandse investeerders en tachtig miljoen voor particulieren. Voor (grote) ondernemingen 150 maal zoveel subsidie als voor particulieren. In hetzelfde voordeel worden voor grote investeerders voor windparken op zee alle vergunningen vooraf geregeld. Particulieren die echt ruimtelijk met circulaire energie aan de slag willen, lopen mede door minder kennis en minder vermogen tegen juridische obstakels aan. De aankomende Omgevingswet maakt daarin nu nog amper verschil. Het zijn nog uitzonderingen als overheden zodanig samen optrekken dat zij tot één aanspreekpunt komen. Ook zijn saldobenaderingen nog de uitzondering. Initiatiefnemers die iets meer willen dan een zonnepaneel op het dak, worden geconfronteerd met op zijn minst een deel van de tweeëntwintig ruimtegerelateerde beleidstoetsen. Een stuk positiever is het experimentele samenspel tussen initiatiefnemers en gemeenten anticiperend op de Omgevingswet. Voorbeelden te over, zeker in Brabant als broedplaats voor sociale innovatie.
In het Markdal in Alphen-Chaam en Breda heeft een vereniging van bewoners een stichting opgericht, waarin beide gemeenten, de provincie en het waterschap publieke middelen hebben gestort. De vereniging heeft zo in korte tijd een spectaculaire kavelruil gerealiseerd en als bijvangst tal van andere beleidsdoelen in de praktijk gebracht. Verduurzaming loopt als leidmotief door de ontwikkeling.
In Boekel is een coöperatie van aspirant bewoners van Ecodorp opgericht. Hun doel is een vervolg op de energievriendelijke wijk Eva Lanxmeer in Culemborg. Ecodorp gaat energie genereren. Technieken zijn er klaar voor en ondernemers lopen warm voor een nationale proeftuin om te laten zien dat duurzaam bouwen meer is dan een loze kreet. Hard nodig, want elke kilowattuur die niet nodig is scheelt drie kilowatturen aan opwekking. De gemeente heeft bouwgrond beschikbaar gesteld en rekent over vijf jaar met de coöperatie af op basis van dan behaalde resultaten.
Langs de A16 ontstaat een energieboulevard, waar wordt begonnen met windmolens. Breda, Drimmelen, Moerdijk en Zundert maken mogelijk voor Nederland trendsettende afspraken met projectontwikkelaars met grondposities: minstens een kwart van de baten komt ten goede aan de lokale gemeenschappen. Zo zien belastingbetalers iets terug van ‘hun’ SDE-subsidies en blijft de energietransitie niet alleen het feestje van handige jongens. Om het rondpompen van geld anderszins in de hand te houden kan het nieuwe kabinet ook kiezen voor een gedoogplicht voor windmolens, analoog aan die voor hoogspanningsmasten. Zo’n eenvoudige regel maakt gemiddeld een verschil van honderdduizenden euro’s per windmolen, in vergelijking met de plaatsingsvergoedingen van nu.
Een voorlopige blik op ook sociaal duurzame praktijken leert dat betreffende gemeenten hun initiërende rol erkennen in het samenwerken met andere betrokken overheden en initiatiefnemers. Dus niet overnemen en er met de (politieke) eer van door gaan. Verder zijn gemeenten helder over beleidskaders (een ouderwets woord waar ik nog geen beter woord voor heb) en ambities vanuit de representatieve democratie. Want die werkt op zijn minst als een Eerste Kamer (aanvaarden en terugsturen van een voorstel) en waar de samenleving er niet uitkomt ook als een Tweede Kamer (zelf met voorstel komen). In goed samenspel erkennen initiatiefnemers en overheden elkaar in hun complementaire rollen. Zonder initiatiefnemers kachelen we achteruit en zonder overheden staan er onbedoelde Erdogannetjes op. Want als er iets is wat de achterliggende crisis heeft geleerd, is dat we letterlijk allen checks and balances nodig hebben om niet op enig moment uit de bocht te vliegen.