2013.10.16 |

Inleiding
Gebiedsontwikkeling is weliswaar gericht op realisatie van woon- en werklandschappen maar voordat de schop in de grond kan is door de bank genomen veel tijd verstreken. De tijd die nodig was om in Berlijn een nieuw stadscentrum te bouwen, is bij ons nodig om in de Overdiepse polder enkele terpen aan te leggen en een dijk te verleggen. De oorzaak van de relatieve traagheid ligt in geworstel met EU-aanbestedingsregels, bestuurlijke drukte vanaf het initiatief tot het onderhoud, politieke discontinuïteit op alle niveaus en een hybride sturingsmodel. Het zweeft tussen het Rijnlandse model (continu publiekprivaat overleg) en het Angelsaksische model (heldere scheiding publiek en privaat), met als gevolg onhelderheid over de integrale verantwoordelijkheid. Juist deze onduidelijkheden komen het vertrouwen tussen overheden en bouw niet ten goede.

Met gebiedsconcessies kunnen we herontdekken hoe het fundamenteel anders kan. Tot 1930 was het normaal dat overheden gebieden in concessie uitgaven om ze te ontwikkelen. Een sprekend voorbeeld is de Beemster. Naar de huidige inzichten is een gebiedsconcessie een instrument waarbij publieke partijen voor een gebied de volledige verantwoordelijkheid hebben voor het proces tot en met een structuurvisie. Daarna nemen private partijen het stokje over. Overheden en marktpartijen doen zo beide waar ze goed in zijn: stellen en legitimeren van kaders respectievelijk innoveren en ondernemen. Met deze benadering worden publieke doelen sneller en vooral ook innovatiever gerealiseerd.

Gebiedsconcessies passen naar verwachting binnen de Grondexploitatiewet en de Wet ruimtelijke ordening. In de praktijk moet dit echter nog blijken. Waar niet het hele instrument in ontwikkeling binnen de wettelijke kaders past, is experimenteerruimte nodig. Het kabinet steunt dit. Met toepassing van experimentele gebiedsconcessies zijn de betreffende gebieden concreet geholpen en kunnen vanuit de praktijk nieuwe procedures worden ontwikkeld. Eventueel hiervan later af te leiden wetgeving binnen de Wro is dan al beproefd in de praktijk van enkele experimenten.

Ontsluiting
Tien stappen in een experimentele gebiedsconcessie:

  1. Publieke voorverkenning naar aanleiding van een publiek, privaat en/of particulier initiatief. Beoordelen van het initiatief op urgenties, ambities en condities.
  2. Publieke verkenning met betrokkenheid van private (informeel en experimenteel via een concurrentiegerichte dialoog) en particuliere partijen (co-productiviteit door bewoners, ondernemers, belangenorganisaties en dergelijke). Open ontwikkeling van oplossingsstrategieën en beoordeling op haalbaarheid (beleid, effecten, acceptatie), betaalbaarheid en duurzaamheid. Politieke keuze voor een voorkeurstrategie.
  3. Publieke overeenstemming over één bevoegd gezag met een gebiedsautoriteit als resultaat. Deze autoriteit neemt geen bevoegdheden over maar coördineert en fungeert als aanspreekpunt voor privaat en particulier.
  4. Publieke uitwerking van de voorkeurstrategie tot een concept-structuurvisie voor het gebied.
  5. Proces van formele democratische legitimatie van de concept-structuurvisie door het bevoegde gezag. Open consultering van marktpartijen met respect voor aanbestedingsregels.
  6. Vaststelling van de structuurvisie, waarvoor het ruimtelijke regime zodanig is uitgewerkt dat het tot een concessiekader kan leiden. Nadat de vergunbaarheid van de concessie vast staat kan een projectbesluit worden genomen.
  7. Eenmalige beroepsmogelijkheid tot en met de Raad van State naar aanleiding van de op de structuurvisie ingestelde beroepsmogelijkheid.
  8. Proces van aanbesteding na het onherroepelijk worden van het projectbesluit.
  9. Gunning zijnde het toelatingsbesluit inclusief alle vergunningen en de verplichting tot realisatie. In de concessieovereenkomst ook afspraken met publiek en particulier, onder meer over een jaarlijkse openbare verantwoordingsdag.
  10. Het geselecteerde private consortium vervolgt het proces, realiseert en doet beheer en onderhoud tijdens de overeengekomen periode. Het publieke bevoegde gezag zorgt voor tijdige wijziging van bestemmingsplan of inpassingsplan en meet het nakomen van afspraken.

Toepassing
Experimentele gebiedsconcessies worden toegepast in diverse gebieden. Koploper is het gebied Ooijen Wanssum in Noord-Limburg. Provincie Limburg, Gemeente Horst aan de Maas, Gemeente Meerlo Wanssum, Gemeente Venray, Waterschap Peel en Maasvallei en Rijkswaterstaat Limburg ontwikkelen in samenspraak met bewoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties een structuurvisie voor het vijfentwintig vierkante kilometer grote gebied Ooijen Wanssum. Problemen met water, mobiliteit en leefbaarheid worden via een gebiedsconcessie omgebogen naar een kans van formaat. Betrokkenen in het gebied maken zich sterk voor ‘Toscane om de hoek’ dat binnen een halve generatie kan worden gerealiseerd.

Verwijzing
Commissie Fundamentele Verkenning Bouw, 2008. Privaat wat kan, publiek wat moet. Advies aan EZ en VROM.
Keesjan van den Herik & Peter van Rooy, 2008. Gebiedsontwikkeling Ooijen Wanssum. Synopsis van verkenning. Uitgave Habiforum.
Bram van de Klundert, 2008. Ruimte tussen overheid en markt. Op zoek naar transparantie en effectiviteit. Uitgave Habiforum.
Peter van Rooy, 2008. Experimenteerruimte voor gebiedsconcessies. Grondzaken in de Praktijk. Uitgave SDU.
Website Ooijen Wanssum

Ontsluiting
Peter van Rooy – Accanto (codehouder)