De watersnood in Limburg hartje zomer 2021 is aanleiding voor het opmaken van de balans. Wat is er in twintig jaar bereikt na de enorme wateroverlast in 1993 en 1995, en daaruit voortvloeiend de grootste evacuatie sinds de Tweede Wereldoorlog? Helaas, veel te weinig: het waterbewustzijn is flinterdun en in ruimtelijke ordening wordt over het hoofd gezien dat we een delta zijn.
Naar aanleiding van de overstromingen in de jaren negentig vroeg de Tweede Kamer in 1998 aan het Rathenau Instituut te onderzoeken of ons watersysteem klaar is voor de gevolgen van klimaatverandering. Twee jaar later lag er het rapport. De bevindingen waren ontluisterend. (1) Duurzaam waterbeleid is er wel maar de uitvoering hapert. (2) Ruimtelijke ordening houdt amper rekening met onze waterhuishouding en het zijn van een delta. (3) Waterbewustzijn van Nederlanders is beneden alle peil.
Op het eerste punt is het meeste resultaat geboekt. De grote rivieren hebben daadwerkelijk meer ruimte gekregen met soms spectaculaire resultaten zoals in de Overdiepse Polder in Waalwijk: daar zijn boerderijen op terpen gebouwd en bij extreem hoog water is de polder beschikbaar voor tijdelijke waterberging. En in Ooijen-Wanssum in Limburg vond herinrichting van het landschap plaats met als uitgangspunt: medegebruik door mensen, in plaats van andersom. Ook zijn nieuwe dijkconcepten gerealiseerd.
Nog in de kinderschoenen
Op het niveau van beken, plassen en sloten zijn er goede voorbeelden, maar de uitvoering van stroomgebiedsbeleid staat in verhouding tot de grote rivieren nog in de kinderschoenen. Aan de Noordzeekust zijn enkele innovaties gerealiseerd, zoals de zandmotor ten zuiden van Den Haag: een kunstmatig schiereiland waarvan het zeezand zich op natuurlijke wijze geleidelijk langs de kust verspreidt en zo bijdraagt aan waterveiligheid. In het IJsselmeergebied zijn de Marker Wadden aangelegd: een kunstmatig cluster van eilanden, waar tevens wordt gezorgd voor golfbreking en betere waterkwaliteit.
Maar op het tweede punt, de ruimtelijke ordening, hebben we ingeleverd ten opzichte van twintig jaar geleden. Talloze onderzoeksrapporten ten spijt, ruimtelijk beleid is opgelost in retoriek, laat staan dat ruimtelijke ordening op waterbasis is gerealiseerd. De internationaal geprezen Rijksplanologische Dienst met provinciale vertakkingen is opgeheven. De Dienst Landelijk Gebied voor uitvoering van beleid is verdwenen. Kennisprogramma’s en instellingen zoals Habiforum en Nirov zijn wegbezuinigd. Staatsbosbeheer is verzelfstandigd. Rijkswaterstaat is onder het motto ‘markt, tenzij’ inhoudelijk verzwakt. De Rijksgebouwendienst is omgevormd tot Rijksvastgoedbedrijf. De kaalslag is zodanig dat wederopbouw van ruimtelijke kennis voor het doorgronden van het zijn van een delta wellicht nog nipt mogelijk is.
Ruimtelijke ordening is verworden tot projectontwikkelaarsplanologie. Zij bepalen waar wind- en zonneparken verschijnen tot aan woonwijken, waar recreatiewoningen worden gebouwd tot in uiterwaarden van de Maas, waar woonwijken op -7 meter NAP verrijzen, waar logistieke dozen verschijnen, waar oude bomen worden gekapt, en waar en hoe we gaan wonen. Alles is gericht op uniformering, kwantiteit, korte termijn, individuen en op geld. En als het fout gaat stelt de overheid vast een rampenfonds in.
Uitvinder van de lagenbenadering
In deze sfeer ruimtelijk ordenen op waterbasis is een illusie. En dat terwijl Nederland uitvinder is van de zogeheten lagenbenadering, waarbij altijd eerst wordt uitgegaan van de (on)mogelijkheden van bodem en water, daarna de infrastructuur aan snee komt en pas als derde bebouwing. Het is hoe Nederland door de eeuwen heen met vallen en opstaan is gevormd door onze voorouders. Ruimtelijke ordening op waterbasis is permanent kiezen voor de korte én de lange termijn.
Aanrommelen met ruimte alsof waterhuishouding losstaat van ruimtegebruik, is zeker in een delta als Nederland op termijn onbetaalbaar. Nu de druk op ruimte om tal van redenen toeneemt, valt aan politieke keuzes niet te ontkomen. Die zijn we in onze poldercultuur ontwend.
Tot slot het derde punt, het waterbewustzijn. Dat is nog steeds flinterdun en voornamelijk kortstondig gerelateerd aan ongemak door overlast of droogte. Nog steeds gaan ‘luxe recreatiewoningen’ of appartementen aan de Limburgse Maasplassen met een rendement vanaf 5 procent en Hollandse woningen op -7 meter NAP als warme broodjes over de toonbank.
De voormalige Waterbond heeft begin deze eeuw een probaat en eenvoudig middel voor bewustzijn ontwikkeld: een waterparagraaf in koop- en huurcontracten zoals er ook milieu- en energieprestatieparagrafen bestaan. Het juridisch kant-en-klare voorstel is aangeboden aan de top van departementen. De top van het toenmalige ministerie van economische zaken veegde het alleen van tafel met als argument dat zoiets de internationale reputatie van Nederland kan schaden. Investeerders zouden kunnen worden ontmoedigd om te investeren in onze delta.
Kennelijk liever droog blijven denken en als het fout gaat een schadefonds. En de belastingbetaler vooral onwetend houden.
Dit opiniestuk is gepubliceerd in Trouw