Nu de roep om meer regie van het Rijk op de ruimtelijke ordening steeds luider wordt, maakt Peter van Rooy duidelijk dat een Ministerie van Ruimte alleen zinvol is als dit aan drie voorwaarden voldoet. “We raken ervan doordrongen dat er decentraal niet zoveel kan als het centraal niet goed geregeld is.”
De toeslagenaffaire laat zien hoe groot de kloof is tussen beleid en uitvoering. Op ruimtelijk vlak was dat de reden om deze eeuw het roer radicaal om te gooien. Resultaat is het vrijwel ontbreken van centraal ruimtelijk beleid en decentrale uitvoering die op alle fronten hapert. De roep om een krachtig Ministerie van Ruimte klinkt niet voor niets steeds luider. Maar hoe kan zo’n ministerie effectief werken?
Ruimtelijk beleid was in Nederland bijna vijftig jaar vooral rijksbeleid dat door provincies en gemeenten nader werd uitgewerkt. De Rijksplanologische Dienst (RPD 1966-2001) deed voorstellen voor bijvoorbeeld inpassing van 650.000 VINEX-woningen. Via Planologische Kern Beslissingen committeerden alle departementen zich eraan. Uitvoering van ruimtelijk beleid werd geholpen door organisaties die op afstand van de politiek stonden maar wel de beschikking hadden over publieke middelen. Deze organisaties vormden schakels tussen overheid en samenleving, dienstbaar aan beide. Voorbeelden hiervan zijn Dienst Landelijk Gebied (1926-2015), Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (1918-2012), Habiforum (1998-2011) en beslist ook Rijkswaterstaat dat tot de eeuwwisseling relatief veel vrijheid kende.
Nederland werd internationaal geroemd om zijn planologisch vernuft. Met de val van het Kabinet Kok II, tijdens de Fortuyn-revolte, is de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening niet verder gekomen dan de ontwerpstatus. Alles moest anders. Het nieuwe motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’ is in 2008 vervat in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Een stap verder reikt de Omgevingswet, die omgaan met ruimte een stuk eenvoudiger zou maken en daardoor tot versnelling en vernieuwing zou leiden. Het motto is ‘eenvoudig beter’. De wet moet nog worden ingevoerd na herhaaldelijk uitstel ervan.
Inmiddels gaan er steeds meer stemmen op voor een opvolger van het Ministerie van VROM (1965-2010): een Ministerie van Ruimte. We raken ervan doordrongen dat er decentraal niet zoveel kan als het centraal niet goed geregeld is. Opgaven voor woningbouw, infrastructuur, energie, landbouw, natuur, water en industrie blijven steken in oeverloze discussies tussen overheden over wie waar over gaat en waarvoor aan de lat staat. In tegenstelling tot intenties van de Omgevingswet is ruimtelijk beleid een speeltje van voornamelijk overheden die met elkaar ‘balletje-balletje’ spelen. De systeemwereld van overheden heeft ruimtelijk beleid tot permanent politiek strijdtoneel verheven en heeft elke schakel die bijdroeg aan de uitvoering van beleid de nek omgedraaid. De samenleving wordt voorgelezen uit het sprookjesboek dat Omgevingswet heet en kan voor alles naar de rechter. Geen wonder dat er een breed verlangen is naar één Ministerie van Ruimte dat alle ruimtelijke kwesties oplost, inclusief stikstofdepositie, klimaatadaptatie, landbouwtransitie en ga zo maar door. Een dergelijk ministerie is pas kansrijk als aan drie voorwaarden wordt voldaan.
- Herinvoering van het instrument van Planologische Kern Beslissing (PKB). Een PKB dwingt concessies af van alle betrokken departementen en vormt de basis voor integraal beleid op centraal niveau. Centraal is hier nationaal omdat de EU zich vooralsnog niet waagt aan ruimtelijk beleid. Het is een autocratisch instrument, op kader stellend niveau. Precies dat wat thans zo node mist.
- Opnieuw mogelijk maken van eigentijdse schakelorganisaties; in wetenschappelijke termen ‘third spaces’ als draaischijf tussen beleid en uitvoering. Zonder deze organisaties waren projecten waar we nu trots op zijn niet van de grond zijn gekomen. De opgave is niet domweg uitdelen van belastinggelden aan gebieden, maar weten aan welke knoppen te draaien om tot realisaties te komen die ook houdbaar zijn op langere termijn. Schakelorganisaties zijn geen adviesbureaus die werken binnen strakke aanbestedingen maar publieke netwerkorganisaties met als hoofddoel het realiseren van gebiedsprocessen waar Nederland trots op is. Voor vrijblijvendheid is er geen plaats, voor vrijzinnigheid des te meer.
- Herinvoering van een Ruimte-inspectie. Thans is handhaving vooral aan gemeenten. Het gros ervan kampt met tekorten op de balans en stelt andere prioriteiten. Drukdoenerij over beleid heeft dan weinig zin.
Dit artikel is op 10 februari 2021 gepubliceerd op Gebiedsontwikkeling.nu